Blog #9: Toneeltje

(Dit is een deel van de maandblog die ik in 2016 bijhield voor Iedereenleest.be)

 
 

Het was in het derde middelbaar, dat ik koos niét iets met theater te doen. Werd het ‘Drama’ of ‘Sport’, twee uur per week? In mijn achterhoofd wist ik: natuurlijk Drama! Die ontelbare ‘toneeltjes’ in de woonkamer met mijn broers (met familie als toeschouwer, onder lichte dwang)! De Dramatische Sterfscènes in de tuin: ik als Robin Hood, getroffen door een lafhartige pijl in de rug, mijn jongste broer Ivanhoe treurend om zijn heengaande bloedbroeder, respectloos afgebroken door het gortdroge ‘Komen eten!’ uit de keukendeur! En wat later de vrije podia op school die ik maar al te graag vulde met één of andere mallotige sketch of absurd liedje (toen al). Natuurlijk Drama!

Maar omdat de hormonen in mijn lijf het anders wilden, en ik dacht dat het de kortste weg naar Het Wonderbare Ras Der Meisjes zou zijn, koos ik Sport. Ik die met mijn trage en tengere kleinejongetjeslijf alleen wat balletjes in een ring kon mikken. Die met zijn perziken zieltje de harde taal van het sportveld amper kon verdragen. Die bij het onderdeel ‘optrekken aan de baar’ met moeite aan een halve geraakte. Ik koos ‘Sport’.

Zonder het te beseffen nam ik toen een belangrijke beslissing. De ‘toneeltjes’ staken soms nog de kop op, in de vorm van een Sinterklaasfeest, verkleedpartijtjes op studentenfeesten, of laatst vernoemde Benny B. Maar ze gingen een steeds kleinere rol spelen. Het podiumbeest sluimert. Ik geniet nu vooral van het kijken naar de échte ‘toneeltjes’. Mijn schoonzus Wanda Eyckerman die alleen, of met haar vriend Roel Swanenberg fantastische dingen doet met ‘Kinderenvandevilla‘; Peter De Graef, het wonderlijke ‘Tuning People‘, ‘Studio Orka‘,… (bijna alles trouwens getipt door Wanda, waarvoor dank!).

Maar toch. Toen ik laatst een biografietje moest schrijven stond dat ene zinnetje er plots: ‘Benjamin Leroy maakt theater op papier’. En eigenlijk klopt dat wel. De voorbereiding van een boek lijkt op één langgerekte auditie. Eén voor één passeren de kandidaten de revue. Op mijn tekentafel, in mijn schetsboek, of in een droedel op een los velletje papier.

Er blijven slechts enkelen over. Die bestudeer ik grondig. Ik laat ze lopen, springen, boos worden, angstig, ik plaats ze in allerlei situaties. De meesten verdwijnen weer in de coulissen. Dan zie ik Die Ene. Is zij/hij het? Ik geef nog meer opdrachten. Na die lange sessies kijkt ze/hij me vragend aan. Ik glimlach. Welkom in mijn boek.

Mijn personages zijn het fundament van mijn werk. En al lijken ze voor de hand liggend, het vraagt veel tijd en werk om ze preciés zo te krijgen. Zoals Raymond Van Het Groenewoud het zegt: ‘De beste liedjes zijn degene die vanzelfsprekend lijken, alsof ze er altijd geweest zijn.’.

Soms vraagt het héél veel tijd. Het kostte me jaren om de échte Suzie Ruzie te vinden. ‘Jij bent te eng’, ‘Jij bent te schattig’, ‘Jij bent te gemeen’,… En nét toen ik ging twijfelen of de echte Suzie wel bestond, stond ze daar. In het midden van het podium. Grappig, baldadig, nieuwsgierig, koppig, ondeugend maar niet gemeen, zorgeloos, eigengereid,… Van alles preciés genoeg.

 
 
 
 
 
 
 
 

Nu kan ik niet wachten om haar te laten opdraven in haar volgende avontuur. Maar eerst nog iets anders. Daar vertel ik u misschien nog wel wat over. Als u klaar bent voor een nieuw toneeltje?

PS: Toen ik Quentin Blake’s GVR zag had ik er meteen een vriend voor het leven bij. En voor welke personages uit de (jeugd)literatuur (al dan niet getekend) smolt u?

 
 
 
Previous
Previous

Blog #10: Meneer Links, nu ja, het jongetje.

Next
Next

Blog #8: Er is één simpel antwoord