Blog #10: Meneer Links, nu ja, het jongetje.

(Dit is een deel van de maandblog die ik in 2016 bijhield voor Iedereenleest.be)

 
 

Kent u deze test?

Ze is erg simpel: u kijkt en ziet de mevrouw tegen de klok in of met de klok meedraaien. De mevrouw vertelt u iets over de hersenhelft die uw denken beheerst: als de mevrouw tegen de klok in draait, is het uw linkerhersenhelft. Draait ze met de klok mee, dan dirigeert de rechterhersenhelft. U weet wel: links staat voor ratio, logica, woorden, taal,… Rechts voor verbeelding, het impulsieve, het filosoferen,…

Als ik deze test doe, wisselt de mevrouw bijna bij elke oogopslag van richting. U zou kunnen denken: de tekenaar, dat is toch alléén maar rechterhersenhelft? Enkele jaren geleden dacht ik toch dat het zo hoorde. Een échte tekenaar moet een chaoot zijn, een getormenteerde kunstenaar, die wild en spontaan in één trek zijn gevoel op het blad gooit. Waarom kan ik dat niet?

Ik haatte mijn realiteitszin, die het wilde dromen in de weg stond, de planmatigheid die alle spontaniteit uit mijn werk zoog, de berekening die elk risico uitsloot. Op de tekentafel vochten meneer Links en meneer Rechts een oorlog uit. Bijna elke tekening was een teleurstelling; de bevestiging van mijn onkunde, mijn remmingen, de gedachte dat ik beter voor een ander beroep was gegaan. Tekenen stond gelijk aan kortsluiting in mijn hoofd. Ik begon in een grote boog om mijn tekentafel te lopen. De potloden werden stoffig.

De spiraal in mijn hoofd werd steeds groter en vooral: ze ging steil naar beneden. Dat ging gepaard met veel schuldgevoel, want wie was ik om te klagen? Ik met mijn Merel, mijn familie, vrienden, mijn creatieve passionele job,… Bij een onschuldig doktersbezoek begon ik erover te praten. De stroom woorden die uit mijn mond kwam was plots niet meer te stoppen. ‘Heb jij er al eens aan gedacht om met iemand te gaan praten?’. Dat was een belangrijke vraag.

Een paar weken later stond ik voor haar deur. Ik? Bij een therapeut? Nu ja, als zij me snel van dat onpraktische dingetje kon afhelpen, die denkkronkel die eruit moest, dan had ik er wel wat tijd voor over. En als ze zou beginnen over Het Verleden en te wollig werd, dan zou ik snel weer op de stoep staan. Dat was voor Mensen Met Echte Problemen.

Het is wat anders gelopen. Aan dit klavier zit een ander mens. Een mens die in de spiegel heeft gekeken. Daar heeft zij mij mee geholpen. Het was niet altijd een fraai zicht. ‘Niet wegkijken’, zei ze, ‘Blijf kijken, het is niet erg, het is niks om je voor te schamen’. Plots zag ik hem staan. In een hoekje van de spiegel. Meneer Links. Het was geen Meneer, het was een klein jongetje. Hij keek me bedrukt aan. ‘Waarom mag ik nooit meedoen? Waarom zie je mij niet graag? Ik probeer mooie plannetjes te maken, maar je wil er niet eens naar kijken.’. Dat was het begin van Hoe Het Veranderde.

Nu werk ik aan ‘Plasman’, het nieuwe prentenboek dat ik samen met Jaap Robben maak. Aan mijn tekentafel wordt gespeeld. Meneer Links, nu ja, het jongetje, mag de plannen maken. Hij bedenkt geweldige storyboards, voegt extra verhaallijnen toe, goochelt met verwijzingen en details. Ik moet hem op tijd stoppen, want hij voelt niet altijd wanneer het genoeg is. Dan is het de beurt aan Meneer Rechts, nu ja, ook een jongetje, die mijn potlood zo graag dingen laat doen die ik nog nooit gedaan heb. De bizarre figuren en vormen die daaruit voortkomen… Fantastisch, maar niet allemaal bruikbaar. Meneer Links maakt een selectie.

Soms bekvechten ze nog wel eens hoor. ‘Die ga je toch niet weggooien?!’ – ‘Tuurlijk wel, een dikke behaarde man die staat te kotsen tussen de bierbakken, dat zet je toch niet in een kinderboek?! Wees nu eens redelijk!’ – ‘Maar gewoon een dikke behaarde man met bierbakken, dat mag toch wel?’. Ik laat ze maar wat doen. Tot ze er vanzelf uit zijn. Dan leggen we de puzzel tot hij past. Het is een mooie puzzel, met fraaie én minder fraaie kanten, net zoals ik ze zag toen ik in die spiegel keek.

U merkt het: er wordt nogal wat gedacht als je tekent. En dat die gedachten soms de verkeerde kant opgaan, is heel normaal. Ik vermoed dat ik niet de enige ben (Dirk De Wachter indachtig). En dat het niet alleen bij tekenaars gebeurt.

Ik wens het u toe, zo’n spiegel, en als het nodig is: iemand die u helpt om er in te kijken. En vooral: dat u zich daar niet voor schaamt. U bent mooi, met al uw fraaie én minder fraaie kanten. Daarom teken ik u zo graag.

 
 
 
Previous
Previous

Blog #11: Snorkelen

Next
Next

Blog #9: Toneeltje