Blog #14: Mensenmensenmensen

(Dit is een deel van de maandblog die ik in 2016 bijhield voor Iedereenleest.be)

 
 

TikTak… Het is bijna tijd. Mijn zoon van vier loopt al de hele week flarden nieuwjaarsbrief te citeren. De feestplannen zijn gemaakt. En dus is mijn blogmaand bijna om. Eens kijken welk ei ik zeker nog wil leggen…

Eigenlijk is het geen keuze. Ik moét wel even terugblikken op hét tekenmoment van 2016 (samen met het verschijnen van Suzie Ruzie natuurlijk!). ‘Ons’ gastlandschap (Vlaanderen en Nederland) op de Frankfurter Büchmesse.

Het was nota bene tijdens die dagen bij Jaap, waar ik het in mijn laatste blogbericht over had, dat ik dat totaal onverwachte telefoontje kreeg: of ik zin had om deel uit te maken van de groep auteurs tijdens het gastlandschap? Of Ik Zin Had? Dat klonk een beetje als vragen aan een voetballer of hij zin heeft om mee te spelen in een WK-wedstrijd! Of ik goed Duits sprak? ‘Nee’, zei ik, ‘maar ik kan wel héél goed Duits tekenen’. Dat volstond blijkbaar. Het voelde als een grote prijs winnen. Dat was het ook, als ik erop terugkijk. Dat gevoel was geleden van toen ik op mijn 8ste de Zon & Zee Playmobil Kleurwedstrijd Westende won, en blinkend van trots met een doosje Indiaan Te Paard Met Wigwam ons vakantie-appartement binnen liep.

Donderdag 20 oktober. Het is zover. Ik sta in Brussel-Noord te wachten op de ICE-trein richting Frankfurt. Ik heb de afgelopen maanden zoveel mogelijk Duits gelezen, vaak Google translate bij de hand. Nooit Duits gehad in het middelbaar. Houten kop want: niet geslapen (zie Blog #5). En het hele circus moet nog beginnen! Wanneer leer ik het ook eens, niet alles in de hand te willen hebben en gewoon mee te gaan op de golven van wat komt? De golven. Toepasselijk, voor dat mooie Noordzee-thema dat Bart Moeyaert als kapstok bedacht.

Die avond wordt er gefeest in Frankfurt. Gefeest om het gastlandschap, in Mousonturm, een gebouw dat qua opzet een beetje doet denken aan de Vooruit in Gent. Een pand met een industrieel verleden dat werd omgetoverd tot kunsttempel, en nu dienst doet als Gastland-Heimat. Het voelt een beetje ‘onchronologisch’, te staan feesten voor het échte werk begint. Maar kijk, een paar goede plaatjes, een pint, fijn volk en de firma Leroy staat alweer te dansen. Natuurlijk wordt het te laat. En natuurlijk sla ik nog eens zo goed als een nacht over. Yolo en zo vanal.

Ik mocht die namiddag al een glimp opvangen van Het Ding dat de maanden daarvoor uitgebreid toegelicht werd aan de hand van 3D beelden. Maar uiteindelijk voel je het toch pas als je er middenin staat. De Stand van ‘ons’ gastlandschap. Rinkelende Hollandse klinkers onder de voeten. 2000 peperdure vierkante meters waarvan het grootste gedeelte gevuld is met… leegte. De leegte en rust van het strand. ‘Lied van de zee’ begint automatisch in mijn hoofd te spelen. Een weids zeezicht, geprojecteerd op doek.

Elke normaal mens zou die ruimte optimaal benut willen zien, volgepropt met al het moois en interessants dat ons taalgebied te bieden heeft. Want zo’n dure ruimte moét renderen. Om vervolgens te zien dat de toeschouwer al na twee vierkante meter platgeslagen afdruipt. Het is goed dat Niet Normale Mensen zo’n stand bedenken. Want ze denken een paar stappen vooruit. Mét inlevingsvermogen in De Beursganger die na de beursdrukte op zo’n gastlandstand terecht komt. Na wat rondslenteren, turen naar de golven en even tot rust komen, raakt hij geïntrigeerd. Er is meer aan de hand dan alleen maar leegte, merkt hij op.

Op vrijdag 21 oktober en zondag 23 oktober mocht ik meewerken in het Atelier, onderdeel van de Gastlandstand. Daar werd elke dag door 4 à 5 tekenaars én een hele ploeg aan Parade gewerkt, een tijdschrift dat aan het einde van de dag in een oplage van 500 stuks werd uitgedeeld. Het was er een drukte van jewelste. Randall Caesar en Joost Swarte die – ik had met hen te doen – het handeltje coördineerden, altijd dummies in de hand, altijd op zoek naar nog een passende tekening voor de editie van de dag, niet zelden onder lichte stress omwille van het al dan niet halen van de deadline, waardoor ze zelf amper aan tekenen toekwamen. Gert Jan Pos, telkens bezorgd ‘of we wel ok waren’. Wasco, de man die Het Machien – de Risoprinter die regelmatig om aandacht vroeg – bediende en onafgebroken liep te sjouwen met inktpatronen, papier en rollen. Ruben Steeman, Jeroen Funke, Charlotte Dumortier en Anne Stalinski die de ploeg aanvulden met assistentie op alle mogelijke vlakken en, niet onbelangrijk, een flinke portie gezelligheid en humor.

Daar mag je dan, met je verwende uitverkoren illustratorengat tussen plaatsnemen en je gangetje gaan. Of ik daar zin in had? Ik ben een mensenmens, ik voel me goed tussen mensen, haal daar energie uit, vooral als het zo’n fijn clubje is. En zeker als ik in zo’n fijn clubje lekker mijn ding kan doen. Ik kan moeilijk zeggen of het goed was wat ik daar deed, maar ik kan je vertellen: mijn potlood raasde over het papier.

 
 

En ondertussen kijk je je ogen uit, met een gezonde portie jaloezie. Want als tekenaar wil je altijd nét datgene wat die andere tekenaar heeft. Hoe Simon Spruyt in no time, met een paar penseelstreken een herkenbare Géricault neerzet. De straffe figuren van Gerda Dendooven. De kwetsbaarheid van Ingrid Godons lijnen. De gezelligheid van Charlotte Dumortiers personages. Het enthousiasme en de spontaniteit van Judith Vanistendael. Het geduld van Carll Cneut. De poëzie van Randall. De strakheid van Joost Swarte. Enzoverder. Enzovoort.

(Oei, hebt u het al in de mot? Deze post wordt lang)

Het aanzuigeffect van dat Atelier. En ik maar tekenen tekenen tekenen, af en toe op de schouder getikt door een bekende passant. Maar verder helemaal in een cocon, niets merkend van de ruis op de achtergrond. Heerlijk. De rij bezoekers die steeds langer werd naarmate de wijzers 17u naderden, om een editie van Parade te bemachtigen. Het gerucht verspreidde zich, de rij werd elke dag langer, om te eindigen als een stilstaande, ongedurige polonaise, zigzaggend over de hele stand.

Wat ambiance betreft het hoogtepunt: onze Graphic Novel Battles tegen een Duitse tekenaarsploeg, eerst in het Theater, daarna in de Duitse hal. Het concept was eenvoudig: het publiek geeft een onderwerp, de twee tekenaarsploegen bedenken daar een beeld bij. Het moet gezegd: onze Duitse vrienden waren erg vakkundige en sympathieke tekenaars. Maar dàt moet ook gezegd: ze hadden geen rekening gehouden met ons talent voor absurdisme, waardoor het geheel ontaardde in een wilde tekenperformance, inclusief 3D Ninjakostuum, Herr Seele in onderbroek, Nix met volgetattoeëerd bovenlijf, spuwende lama’s en pikante Saxofoonporno. NederVlaanderen – Duitsland: 2 – 0. Moesten de Rode Duivels die cijfers op het bord krijgen, we zouden euforisch zijn.

 
 

Het gastlandschap op de Frankfurter Buchmesse 2016, we had a blast! En ik vergeet nog zoveel: de amusant-spontane presentatie over Suzie Ruzie die ik met Jaap gaf in het Theater – De ontdekking van de literaire Virtual Reality – De Happy Hours in het paviljoen… Het was in een vingerknip voorbij.

Hoe voelt het, om je passie twee jaar aan de kant te schuiven? Om twee jaar lang dat knopje Frankfurt niet uit te kunnen zetten? Om vervolgens een gebald, knallend vuurwerk te geven en een flits later al te zien hoe de lonten nasmeulen? Ik kan het niet inschatten. Ik kan alleen maar vanaf dit balkon naar jou wuiven, Bart, in grote bogen, met mijn hoed in de hand. En naar die hele ploeg (Judith, Ine, Bas, de fondsen,…) die je op de been bracht. Want wat een fijne mensen daar.

En weet je wat? Een paar maanden later is – ondanks alle prestige, de chique inkleding, mensen met aanzien – dit wat me het meest bijblijft: de dansende mensen, de onverwachte samenwerkingen met Judith (die guitige lach!), Mattias, Charlotte,… De vriendelijkheid van Joost, de grapjes van Jeroen, de energie van de Battles, het gesprek met Merel, Randall en Charlotte in de trein op de terugweg… Ik weet het, ik heb het al eens gezegd, van ‘Wat je ook bereikt in je leven,…’. Maar het is op zoveel van toepassing. Mensenmensenmensen.

En het spijt me, als u een auteur bent die niét op Het Lijstje stond. Ik begrijp het, als u enige vorm van jaloezie voelt opborrelen. Ik hoop dat u me mijn enthousiasme niet kwalijk neemt. Het is net als met werkbeurzen en prijzen: een samenloop van omstandigheden, het juiste moment, een tikje geluk, de juiste man of vrouw op de juiste plek. Ik wens het u toe, dat het u vroeg of laat ook mag overkomen. Tijdens het volgende gastlandschap, over 25 jaar misschien. Dan ben ik immers al lang uitgerangeerd en zit ik voor de zoveelste keer te zeuren tegen mijn zoon over dat Ene Magische Jaar 2016, toen ik één van de uitverkorenen voor Frankfurt was. En dat ik er zo graag nog eens bij was geweest. ‘Ja Pa, dat verhaal heb ik al honderd keer gehoord’, zegt Rien dan, en we gaan een eindje wandelen.

 
 
 
Previous
Previous

Blog #15: Zwaaien met de handjes

Next
Next

Blog #13: Zo gaat het altijd